Ik zal proberen om de genetica zo eenvoudig mogelijk uit te leggen. Helaas kan ik hierbij niet om een aantal wetenschappelijke termen en benamingen heen…
Als je foto's wilt zien van de verschillende vachtkleuren, ga dan naar; Foto's Vachtkleuren
Erfelijkheidsleer (heel erg) kort door de bocht
Ieder organisme heeft een aantal chromosomen waarop de erfelijke eigenschappen vastliggen. Deze chromosomen komen voor in paren, twee stuks van elk chromosoom dus.
Een eicel en een zaadcel hebben ieder precies de helft van het oorspronkelijke aantal chromosomen; van ieder paar dus eentje. Een nieuw leven ontstaat doordat een eicel (van de moeder) en een zaadcel (van de vader) samensmelten. Een bevruchte eicel heeft dus weer het volledige aantal chromosomen.
Ieder organisme krijgt dus de helft van de chromosomen van Pa mee, en de andere helft van Ma.
De chromosomen zijn opgebouwd uit kleinere pakketjes die genen genoemd worden. Hierin staat precies beschreven hoe het organisme opgebouwd wordt. Ook de haarkleur ligt ‘voorgeprogrammeerd’ in deze genen. Omdat ieder organisme twee kopieën heeft van elk chromosoom, heeft het dus ook twee kopieën van elk gen. Die genen kunnen echter verschillen van elkaar. Die verschillen zijn ontstaan door mutaties (veranderingen) in het gen. Die mutaties kunnen bijvoorbeeld ontstaan bij de celdeling die nodig is om geslachtcellen (ei- en zaadcellen) te produceren. Een organisme kan dus twee dezelfde genen hebben, maar ook twee verschillende.
Deze genen kunnen op verschillende manieren tot uiting komen, en sommige genen hebben ook nog eens invloed op elkaar. Genen worden aangegeven met letters.
Een gen dat heel sterk is noemen we dominant. In het geval van haarkleur is de zogenaamde Wildkleur dominant. Van dat gen hoeft een gerbil er maar één te hebben om een Wildkleur vachtje te krijgen. Als op het andere chromosoom een ander gen ligt zul je dat aan de vachtkleur van het dier dus niet kunnen zien; het ‘verdwijnt’ achter het dominante gen.
Deze dominante genen worden aangegeven met een hoofdletter; ‘A’.
Het andere gen, dat je niet ziet, noemen we recessief. Alleen als er een dier geboren wordt met twee recessieve genen (dus één op elk chromosoom), dan kun je die eigenschap van dat gen ook in de vachtkleur van het dier terug zien. Deze recessieve genen worden met een kleine letter aangegeven; ‘a’.
Bijvoorbeeld:
Bij een dier met twee verschillende genen ‘A’ en ‘a’, zul je aan de vachtkleur alleen de ‘A’ kunnen zien. Pas als een dier twee (recessieve) genen ‘aa’ heeft, krijgt het dier de andere vachtkleur.
De Agouti Wildkleur (bruine rug en crèmekleurige buik) is de kleur die in het wild het meest voorkomt. De natuurlijke verschijningsvorm is meestal het dominante gen. Als er een dier geboren wordt met een mutatie waardoor hij grotere overlevingskansen heeft in de vrije natuur, zal hij dit ook door gaan geven aan zijn nageslacht. Dit noemen we Natuurlijke Selectie; de sterkste overleeft en geeft zijn genen door.
Je kunt je voorstellen dat als er een licht gekleurd dier in de vrije natuur geboren wordt, dit dier heel erg opvalt. Voor roofdieren is deze kleur dan heel makkelijk te zien en zo’n dier zal snel gegrepen en opgegeten worden. Een licht gekleurd dier zal in het wild dus niet zo snel de kans krijgen om zich voort te planten en deze erfelijke eigenschap zo aan zijn jongen door te geven.
In gevangenschap kunnen anders gekleurde dieren wel overleven, sterker nog, wij fokken er mee. Zo krijgen de dieren met zo’n mutatie in een gen in gevangenschap wel de mogelijkheid om zich voort te planten. Vandaar ook dat dieren in gevangenschap vaak veel meer variatie in vachtkleuren hebben.
Sommige genen komen in meer dan twee soorten voor. En een aantal zijn niet echt dominant, maar werken samen (soms ook met andere genen) om een nieuwe vachtkleur te vormen. ‘C’ is hier een voorbeeld van. Naast C bestaat er ook een c(h) en een c(chm) gen. Combinaties hiervan vormen weer verschillende vachtkleuren. Cc(h) dieren zijn net iets anders (lichter) van tint als CC dieren. Dieren met c(h)c(h) zijn compleet anders van kleur (heel licht, bijna wit). Ook de gencombinatie c(chm)c(h) levert weer anders gekleurde dieren op (Siamees).
Cc(chm) in combinatie met pp (rode oogjes) bijvoorbeeld zorgt voor een sterke oplichting van de vacht.
Genen die verantwoordelijk zijn voor de vachtkleur bij de gerbil
Bij de Mongoolse gerbil zijn nu zeven genen bekend die de vachtkleur bepalen. De meeste genen hebben twee vormen; de dominante en de recessieve.
Twee genen komen in drie verschillende vormen voor; ‘C’ en ‘E’
Bij een Agouti, wildkleur dier is de haarschacht opgebouwd/gekleurd in drie stroken. Het haar is, vlak bij de huid, grijs gekleurd, dan volgt een bruin gekleurd stuk, en het uiteinde (puntje) is weer zwart gekleurd.
Bij de dieren op de foto hiernaast is dat goed te zien. Het linker dier is een Agouti Gevlekt, daarnaast ligt een Agouti te slapen. Door het 'vlekken'-gen wordt de gehele vacht ook lichter van kleur.
Verschillende genen hebben een verschillende uitwerking op de opbouw van
de haarkleur bij de gerbil.
De meeste genen die de vachtkleur
bepalen liggen ook nog eens op verschillende chromosomen.
(Voor zover bekend liggen alleen c(chm)/c(h) en p op hetzelfde
chromosoom.)
Zo zijn heel
veel verschillende combinaties tussen de genen mogelijk, die elk weer
resulteren in een andere vachtkleur.
A-gen
Dit gen bepaald de kleur van de buik. ‘a’ is recessief;
AA |
de buik heeft een andere kleur (lichter) als de rug; Agouti |
Aa |
zelfde vachtkleur als AA, lichte buik dus |
aa |
de buik heeft dezelfde kleur als de rug (eenkleurige of
non-agouti) |
CC |
normale verdeling van het pigment in de vacht |
Cc(chm) |
vacht is lichter van kleur i.c.m. ‘ee’ of ‘pp’ (zonder ‘ee’ of
‘pp’ normaal gekleurde vacht) |
Cc(h |
vacht is lichter van kleur i.c.m. ‘ee’ of ‘pp’; geeft een
sterkere verlichting dan c(chm). (zonder ‘ee’ of ‘pp’ normaal
gekleurde vacht) |
c(chm)c(chm) |
ophoping van pigment in extremiteiten (oren, snuit en staart);
Burmees |
c(chm)c(h |
ophoping van pigment in extremiteiten, maar lichter dan c(chm)c(chm);
Siamees |
c(h)c(h |
verdwijning van pigment in de hele gerbil behalve in de staart;
Donker Staart Wit |
DD |
normale, donkere kleur |
Dd |
normale, donkere kleur |
dd |
lichter gekleurd, verdunde kleur (dillution) |
EE |
normale, grijze ondervacht |
Ee |
normale, grijze ondervacht |
Ee(f |
normale, grijze ondervacht |
ee |
geen grijze ondervacht, geelkleurige vacht; Algerijn |
ee(f |
geen grijze ondervacht, geelkleurige vacht (lichter dan ee) |
e(f)e(f |
geen grijze ondervacht, geelkleurige vacht, concentratie van
kleur in extremiteiten (oren, snuit en staart), de kleur
vervaagt als de gerbil ouder word; Schimmel |
GG |
bruine band op haarschacht |
Gg |
bruine band op haarschacht |
gg |
geen bruine band, het bruine pigment wordt grijs-wit; grijze
vachtkleur |
P-gen
Dit is een recessief gen dat van invloed
is op zowel de oogkleur als het zwarte en bruine pigment in de haarschacht.
P. in combinatie met c(chm)c(chm) of c(h)c(h) geeft een oogkleur die bij normaal
licht zwart is, maar met flitslicht een rode stip in het midden van het
oog laat zien.
Dit is ook duidelijk te zien bij de pasgeboren pups; de oogkleur schijnt
door de nog gesloten oogleden heen.
Een P geeft duidelijk zwarte ogen onder de huid. Bij pp zie je geen
andere kleur doorschijnen onder de oogleden. Een gerbilpup dat P. en
c(chm)c(chm) of c(chm)c(h) heeft laat een kleur doorschemeren die tussen zwart en rood
in ligt.
PP |
zwarte ogen en normale vachtkleur |
Pp |
zwarte ogen en normale vachtkleur |
pp |
rode ogen en lichtgrijze banden op de haarschacht (lichtere
vacht) |
SpSp |
pre-natal lethaal = Embryo's worden in de
baarmoeder |
Spsp |
witte Vlekken in de vacht, iets lichtere vachtkleur en een witte
buik |
spsp |
normaal gekleurde,
ongevlekte gerbils |
Sl-gen | Sp-gen | Uitwerking |
- - | - - | normale, ongevlekte gerbil |
- - | Sp - | gevlekte gerbil, normale Sp-vlekken |
- - | Sp Sp | Pre-natal lethaal (embryo's worden geresorbeerd/opgenomen in het moederlichaam) |
Sl - | - - | Whitepaw (WP) |
Sl - | Sp - | Extreem Wit (EW) |
Sl Sl | - - | 'Rumpblack', wit met onverlichte kleurvlek = Lethaal (sterven na de geboorte) |
Sl Sl | Sp - | helemaal witte gerbil = Lethaal (sterven na de geboorte) |
In de praktijk hebben natuurlijk ook nog vele andere erfelijke eigenschappen vaak een (soms sterke) invloed op elkaar. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap die zichtbaar word doorgegeven aan de geboren jongen, of anders weer tot uiting kan komen bij hun jongen. Door dieren met elkaar te kruisen is men veel te weten gekomen over deze genen, en hoe ze overerven.
Maar er is natuurlijk nog veel meer dat men niet zo makkelijk kan onderzoeken, en waar dus veel minder over bekend is.
Maar ik fok geen gerbils op die schaal, en dat was ik ook echt niet van plan om te gaan doen. Dus voor mij geen 'nieuwe' genen, met nog onvoldoende kennis over hun eigenschappen en uitwerkingen op de algehele gezondheid van de dieren. Dat laat ik liever aan anderen over.
Ik ga altijd uit van gezonde, sterke ouderdieren waarvan bekend is dat de aan hen verwante familieleden ook geen gezondheidsproblemen hebben of hebben gehad. Ik kies altijd voor de dieren met een vriendelijk karakter, zowel naar soortgenoten als naar de mens.
En dan is het een hele leuke hobby!
Naar foto's van de verschillende vachtkleuren